Omgaan met de boosheid van je kind

Boosheid en woedeaanvallen komen vaak voor bij kinderen. Het is ook een emotie die erbij hoort. Alleen niet elke kind uit zijn boosheid op een manier die prettig is voor zijn of haar omgeving. Veel ouders zitten met hun handen in hun haar als hun kind erg boos is of een woedeaanval heeft. Vaak vragen ze zich af waar die boosheid vandaan komt. En misschien nog wel de belangrijkste vraag, hoe ga je ermee om? In deze blog neem ik je mee in waar de boosheid of woedeaanval van je kind vandaan kan komen en geef ik je een stappenplan om met deze boosheid van je kind om te gaan.

Woedeaanval of boos

Een woedeaanval of boosheid ontstaat meestal op het moment dat je kind gefrustreerd of gekwetst is. Het kan ook te maken hebben met een verandering als iets anders loopt dan je kind in zijn of haar gedachten had. Daarnaast speelt het temperament van je kind een rol en de algehele toestand van je kind. Wanneer je kind vermoeid is, honger of pijn heeft, dan is zijn of haar prikkelbaarheid verhoogd en zal een woedeaanval of boosheid sneller ontstaan. Dit geldt ook voor kinderen die hoogsensitief zijn. Hun grens is eerder bereikt door de vele prikkels gedurende de dag.

Boosheid is net zo’n normale emotie als blij, verdrietig of ontspannen. Alleen boosheid uit zich vaak op een minder prettige manier.

Zoek verbinding met je kind en wijs het vooral niet af

Op het moment dat je kind boos is, is er een grens bereikt en geeft het eigenlijk aan dat het jullie nodig heeft. Hij of zij heeft verbinding nodig en geen afwijzing.

  1. Boosheid is normaal
  2. Laat merken dat de emotie er mag zijn
  3. Begrens het gedrag
  4. Praat na als je kind rustig is

 

  1. Boosheid is normaal

Boos zijn is dus een normale emotie. Eigenlijk geeft boos zijn aan dat er een grens is bereikt. Het is belangrijk dat je kind leert dat boze gevoelens normaal zijn. Omgaan met boosheid is net als de rest van alles wat je kind leert, nog in ontwikkeling. Ga er niet vanuit dat je kind in een keer zijn of haar boosheid onder controle heeft. Geef je kind hierin de tijd.

  1. Benoem en erken de emotie van je kind

Door de emotie van je kind te benoemen en te erkennen, leert je kind zichzelf beter te begrijpen.

Vaak zit er achter boosheid een andere emotie, zoals teleurstelling, verdriet, frustratie of vermoeidheid. Wanneer je weet wat er aan de hand is met je kind, probeer dan deze emotie te benoemen of te erkennen. Dit kan je doen door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Ik snap dat je dat graag wilt’, ‘Ik zie dat je er heel erg boos van wordt’, ‘Het is ook jammer dat je verloren hebt’, ‘Ik snap dat je na een dag vol prikkels vermoeid bent’, ect. Je kind leert dan zijn of haar eigen gevoelens beter te herkennen en te uiten.

  1. Grenzen stellen

Het is belangrijk dat je kind leert waar jullie grenzen liggen. Op het moment dat je kind heel erg boos is, kan hij of zij niet goed nadenken. Je kind heeft jou/jullie dan nodig om te weten wat wel en wat niet mag.

Boos zijn mag, maar iemand pijn doen, schelden of iets kapotmaken mag bijvoorbeeld niet. Het is belangrijk dat je dit in een boze bui aangeeft. Je kan zeggen: ‘Ik zie dat je boos bent, omdat het even niet gaat zoals je wilt. Daar mag je boos om zijn, maar ik vind het niet fijn dat je zo hard schreeuwt of gilt. Dat doet pijn aan mijn oren.’ Hierdoor geef je duidelijk aan dat je kind boos mag zijn, maar je leert hem of haar ook meteen waar jullie grens ligt.

  1. Ga in gesprek met je kind

Wanneer je kind in een woedeaanval zit, is het lastig om hem of haar te bereiken. Doorloop de eerste drie stappen en laat je kind uitrazen. Pas op het moment dat je kind weer rustig is geworden, kan je in gesprek gaan met hem of haar over de woedeaanval. Wanneer je te vroeg met je kind in gesprek gaat, kan de boosheid weer oplaaien en/of bereik je je kind niet.

Op het moment dat je kind dus weer rustig is kan in gesprek gaan. Zoek daarvoor een rustige plek op, waar je kind zich fijn en veilig voelt. Soms kan het helpen om tijdens het gesprek een activiteit te doen, zoals knuffelen, kleuren of muziek luisteren. Wanneer je het gesprek aangaat stel dan vooral vragen en wijs hem of haar vooral niet terecht.

  1. Benoem nogmaals de boosheid.
  2. Vraag aan je kind wat er is gebeurd.
  3. Benoem ook je eigen ‘fouten’ als die gemaakt zijn.
  4. Wat zouden jullie de volgende keer anders kunnen doen?
  5. Maak eventueel afspraken.
  6. Wanneer je kind iemand pijn heeft gedaan laat hem of haar zijn excuses aanbieden met de uitleg waarom hij of zij excuses aanbiedt. Als je kind iets stuk heeft gemaakt laat hem of haar (samen) het opruimen.
  7. Sluit af met een dikke (groeps)knuffel!

Mocht je nog vragen hebben over boosheid of dit blog? Neem dan gerust contact op!