Mijn werk als toegepast psycholoog op scholen

Na mijn studie Toegepaste Psychologie heb ik op verschillende scholen in Amsterdam gewerkt. Daar heb ik verschillende leerlingen begeleid die extra ondersteuning nodig hadden, leerkrachten ondersteund in de klas en deelgenomen aan zorgoverleggen. De leerlingen die ik begeleidde waren voornamelijk kinderen die het moeilijk vonden om zich te concentreren, moeite hadden om op hun beurt te wachten of het moeilijk vonden om contact te maken en onderhouden met andere leerlingen. In dit blog wil ik jullie graag aan de hand van een van mijn casussen meenemen in mijn werk als toegepast psycholoog op een school. 

‘Waarom wel een expert op het gebied van leren inzetten, maar niet een expert op het gebied van gedrag?’

Kennismaking intern begeleider

Eerst ga ik altijd kennismaken met de intern begeleider. Intern begeleiders zijn ook vaak degenen die mij inschakelen. Zij weten vaak alles van de casus en kunnen mij de casus goed uitleggen. Daarnaast hebben zij vaak goed voor ogen waar ze aan en naartoe willen werken.

In het geval van deze casus vertelde de intern begeleider mij dat het ging om een jongetje van zeven (T.), die een klas had overgeslagen. Hij kon goed mee komen, maar vertoonde heel impulsief gedrag. Hij praatte door anderen en door de klas heen, leek teveel prikkels binnen te krijgen en weigerde vaak om zijn werk te doen. T. had heel veel humor en leek zijn ‘problemen’ hier ook mee op te willen lossen. In de klas zat T. alleen, achteraan tegen de muur, in de hoop dat hij dan minder prikkels binnen zou krijgen en andere kinderen niet kon afleiden.

Kennismaking leerkracht

Na mijn kennismaking met de intern begeleider, maak ik kennis met de leerkracht en de leerling. In het gesprek met de leerkracht vind ik het belangrijk om naar hun kant van het verhaal te luisteren.  Hoe ervaren zij het gedrag van de leerling en hoe staan zij erin? In het geval van T. vertelde de leerkracht dat hij het gedrag lastig vond, omdat T. zoveel aandacht vroeg. Daardoor had hij minder tijd voor de andere leerlingen. De sfeer in de klas werd daardoor ook minder prettig en dat gaf hem minder plezier in zijn werk.

Dit is iets wat ik altijd heel vervelend vind om te horen, omdat ik het belangrijk vind dat iedereen altijd met plezier naar het werk gaat. Het is voor mij dan ook altijd een extra grote drijfveer om met de leerling aan de slag te gaan. Zo kan ik zowel de leerling als de leerkracht helpen. Door mijn hulp help ik dus niet alleen het kind maar ook de leerkracht. Dit bij elkaar opgeteld zorgt er dus voor dat de hele klas beter gaat functioneren.

Na het gesprek met de leerkracht is het tijd om de leerling te ontmoeten. Dit doe ik altijd het liefst apart van de klas, zodat de aandacht helemaal gericht is op de leerling zelf. Tijdens de kennismaking met de leerling leg ik altijd uit wie ik ben en wat ik kom doen. Vaak weten de leerlingen al dat ik kom, wat het voor mij makkelijker maakt. Dit geef ik ook als advies mee aan de intern begeleider. Ik merk namelijk dat wanneer leerlingen niet op de hoogte zijn van mijn komst dat ze (veel meer) weerstand bieden.

Ik leg dus uit wie ik ben, maar ook wat ik kom doen. In deze casus heb ik uitgelegd dat ik had begrepen dat T. het moeilijk vond om aan zijn werk te gaan en dat hij het lastig vond om zijn werk af te maken, omdat er zoveel te zien was. Ik vraag ook altijd waar de leerling zelf hulp bij wil. T. vertelde mij dat hij soms stoute dingen deed die niet mochten. Hij vroeg of ik hem daarbij wilde helpen. Daarnaast hebben we afgesproken dat ik naast hem ga zitten tijdens de les, zodat ik hem kan helpen met zijn gedrag en zijn schoolwerk.

Deze ‘afspraken’ en het kennismakingsgesprek koppel ik altijd terug naar de intern begeleider en de leerkracht.

Na de kennismaking ga ik altijd mee naar de klas. In de klas probeer ik zoveel mogelijk te observeren en opvallende momenten op te schrijven. Ik ga nog niet meteen aan de slag met het corrigeren van het gedrag. Eerst wil ik zien hoe de leerkracht reageert op de leerling en andersom. Daarnaast wil ik altijd de eerste weken gebruiken om een band op te bouwen met de leerling.

Het is ook zo dat vreemde ogen dwingen ;). De eerste twee weken lijken de leerlingen vaak ‘normaal’ gedrag te vertonen, maar zodra mijn band met de leerling steeds beter wordt komt het ‘daadwerkelijke gedrag’ naar boven.

Doelen formuleren

Zo ook bij T., na ruim een week begon ik het gedrag te herkennen die de intern begeleider had omschreven. Hij praatte door de klas, weigerde om zijn werk te maken en probeerde geregeld om de clown uit te hangen in de klas. Dat is vaak het moment waarop ik begin met doelen op te stellen. Ik bespreek dan samen met de intern begeleider en de leerkracht de meest opvallende momenten die ik heb gezien. Aan de hand van mijn observatie en het gesprek met intern begeleider, leerkracht en leerling, stel ik doelen op. Deze doelen bespreek ik altijd met de intern begeleider en leerkracht, maar ook met de leerling.

Ik probeer zo open mogelijk te zijn naar de leerling en hem of haar te betrekken bij de begeleiding. De doelen die we hebben opgesteld print ik vaak uit en plak deze op de tafel van de leerling, zodat ze altijd herinnerd worden aan de doelen. Om de doelen extra motiverend te maken hang ik er vaak een beloningssysteem aan vast. De leerling mag zelf bedenken voor welke beloning hij wil werken. In dit geval vond T. het altijd heel leuk om galgje te spelen. Dus als hij een beloning had verdiend gingen we galgje spelen.

De geformuleerde doelen evalueer ik geregeld met de leerkracht en de intern begeleider. In het geval van T. hadden we ook geregeld een zorgoverleg met de ouders, directeur, leerkracht, intern begeleider en het samenwerkingsverband.

Aan de doelen werken

Nadat we de doelen hebben opgesteld gaan de leerling en ik samen aan de slag. Dat betekent dat ik de leerling herinner aan de doelen die we hebben opgesteld, wanneer de leerling zich niet aan de doelen houdt. Maar bovenal probeer ik de leerling positief te stimuleren. Alles wat de leerling goed doet, benadruk ik extra met wat hij of zij goed doet. In het geval van T. gaven we high fives als hij zich aan zijn doel hield, zijn werk af had of aan het werk ging zonder mijn hulp.

Naast het positief stimuleren van het gedrag ben ik iemand die consequent is. Dit was soms de grootste frustratie van T., zeker in het begin was hij me heel erg aan het uitproberen en kijken of hij me kon ompraten. Hij wilde graag onderhandelen over zijn doelen en afspraken. In het begin van het begeleidingstraject hielp ik hem heel veel met zijn werk en met zijn doelen. Hierdoor kon ik een goede band met hem opbouwen. Ik bleef wel consequent over mijn grenzen die ik stelde, over de regels die in de klas golden en de doelen die we hadden opgesteld.

We hadden op een gegeven moment een zorgoverleg waarin we hadden afgesproken dat we gingen afbouwen met de intensiteit van de begeleiding. Dat betekende dat T. een paar minuten tijdens een les zonder mij aan het werk moest. Vooraf hadden we afgesproken dat hij bijvoorbeeld drie minuten zelf ging werken. Ik was wel in de klas, maar op afstand. T. probeerde eerst te onderhandelen over de minuten. Daarna probeerde hij te onderhandelen over de plek waar ik zou gaan zitten tijdens zijn werk.

Doordat ik consequent bleef, merkte hij dat het onderhandelen geen zin had, waardoor hij vaak boos werd. Op zo’n moment ging ik niet op zijn boosheid in, maar liet ik hem even gaan. Als ik erop in zou gaan, zou hij zich ‘gewonnen’ voelen en het de volgende keer weer gaan proberen. Maar doordat ik wegliep en hem even liet gaan, merkte ik elke keer weer dat hij uiteindelijk toch aan het werk ging. Als de timer dan afging, kwam hij met een grote glimlach naar mij toe en liet hij vol trots zijn werk zien. Ik was dan ook altijd heel blij en trots op hem. Dit liet ik dan ook merken door hem te knuffelen of een high five te geven en te zeggen dat ik trots op hem was.

Natuurlijk ging het niet altijd even goed en ging hij niet altijd daarna aan de slag. Als dat gebeurde sprak ik hem aan op zijn gedrag. Dan vertelde ik dat ik het niet leuk vond hoe hij reageerde en herinnerde ik hem aan de momenten dat het zo goed ging, de momenten dat hij zo goed zelfstandig had gewerkt. Dan probeerden we het nog eens en vaak lukte het dan wél.

Band met de leerling

Na een maand merkte ik dat T. en ik al een hele goede band hadden opgebouwd. Bij binnenkomst en weggaan gaven alle leerlingen de leerkracht een hand. Deze regel stelde ik bij T. ook in, dat als hij binnen kwam of wegging moest mij ook een hand geven. Al snel ging de hand over in een box en de box ging over in een knuffel. Elke keer als hij dus binnenkwam of wegging kreeg ik een knuffel.

In enkele gevallen was T. boos op mij, omdat ik dan in zijn ogen te streng was of te consequent. Dan moest hij mij toch een hand geven. Vaak weigerde hij dit, maar als ik dan een grapje maakte of hem kietelde kwam er met ‘tegenzin’ toch een hand. Lang kon hij niet boos blijven, want als hij bijvoorbeeld na de lunch terugkwam op school wilde hij mij toch een verhaal vertellen en een knuffel geven.

Het was op een gegeven moment zelfs zo dat wanneer T. gevallen was of pijn had, hij eerst naar mij kwam in plaats van naar de leerkracht.

Sfeer in de klas

Doordat T. steeds vaker zijn beloningskaarten volmaakte, minder aandacht vroeg van de leerkracht, andere leerlingen afleidde en zijn gedrag steeds positiever werd, merkte je dat de sfeer in de klas ook veranderde. De leerkracht ging weer met plezier naar school en dat de sfeer in de klas werd weer positiever.

Wat ik heel mooi vond was dat ik naast een band met, in dit geval T., ook een band kreeg met de andere leerlingen van de klas. Ik kreeg tekeningen, ze vroegen of ik hen ook wilde helpen en ik kreeg hier en daar ook een knuffel.

Ik kreeg zelfs complimenten van andere ouders. Zij merkten ook dat de sfeer in de klas aan het veranderen was en dat hun kind weer meer aandacht kreeg van de leerkracht. De aandacht die ze altijd nodig hadden, maar die er niet altijd was.

Het was zelfs zo dat sommige ouders hadden geklaagd  dat hun kind bij T. in de klas zat. De ouders wilden niet dat hun kind dat jaar daarop ook samen in de klas zou zitten met T. maar door de positieve ontwikkelingen van T.waren deze klachten minder.

Net als de complimenten van andere ouders, kreeg ik ook complimenten van andere leerkrachten. Ook zij zagen dat T. minder impulsief was geworden en dat hij rustig buitenspeelde en over de gang liep.

Eindresultaat

Zoals ik al beschreef heeft T. een hele positieve ontwikkeling doorgemaakt. Op het moment dat ik stopte waren we er nog niet helemaal, maar we hadden echt grote stappen gezet. T. kon van bijna helemaal niet zelfstandig werken, naar meerdere lessen zelfstandig werken.

Kortom, het was een intensief traject met vallen en opstaan, maar we hebben veel doelen bereikt en het eindresultaat is er een om echt trots op te zijn!

Benieuwd naar andere trajecten, wat ik als toegepast psycholoog voor jou kan betekenen of andere vragen? Neem gerust contact op met GroeiZelf!