Faalangst, de vijand van veel kinderen op school
Ongeveer 8 procent van de 10 en 11-jarigen heeft last van faalangst. Bij kinderen tussen de 12 en 14 jaar is dat ongeveer 10 tot 13%. Vaak komt faalangst voor bij kinderen die bovengemiddeld presteren en blijkt het bij meisjes vaker voor te komen dan bij jongens. Steeds vaker zien we dat faalangst ook optreedt bij jongere kinderen. Maar wat is het eigenlijk en hoe komt je kind eraan? Dat zal ik in dit blog uitleggen. Daarnaast zal ik ook tips geven om faalangst te voorkomen en te verminderen.
Wat is faalangst?
Faalangst is letterlijk angst om te falen. Ondanks een goede voorbereiding is je kind bang dat het niet lukt. Daarbij zijn vooral de niet-helpende (negatieve) gedachten een belangrijke factor. Dit zijn gedachten als ‘ik kan het niet, het zal wel niet lukken, ik zal alles vergeten’. Ze zijn bang om zichzelf, maar ook om anderen teleur te stellen.
Het komt echter niet alleen op school voor. Overal waar je kunt presteren, waar het kind zichzelf die druk oplegt of je ‘handeling’ beoordeeld wordt, kan faalangst optreden. De school neemt wel een aparte rol in binnen faalangst. School is geen keuze en er worden ‘prestaties’ van je verwacht. Het woord ‘moeten’ kenmerkt schoolprestaties. Door de angst dat je kind ‘moet presteren’ presteert het juist vaak onder zijn of haar niveau. Faalangst is dus altijd prestatie- en beoordelingsgericht.
Drie soorten faalangst
Faalangst kent drie soorten: de cognitieve, sociale en motorische faalangst. De cognitieve faalangst heeft te maken met het leren van iets. Dit is dan ook vaak de faalangst die kinderen op school ervaren. Ze ‘moeten’ nieuwe leerstof in zich opnemen, ze ‘moeten’ leren voor een toets en ‘moeten’ presteren.
Cognitieve faalangst kun je onderscheiden in twee soorten. Je hebt actieve faalangst en passieve faalangst. Bij actieve faalangst werkt het kind hard en streeft het naar een zo goed mogelijk resultaat. Hier lijkt in eerste instantie niets mis mee, maar uiteindelijk blijkt dat het resultaat nooit goed genoeg is.
Passieve faalangst is het tegenovergestelde. Het kind merkt dat zijn inspanning nergens toe leidt. Hoe meer het zich inspant, hoe groter de teleurstelling elke keer is. Daarom zal het juist niets meer gaan doen. Het kind wordt passief in het uitvoeren van zijn of haar handelingen.
Sociale faalangst heeft te maken met de sociale contacten. ‘Hoe lig ik in de groep, wat vinden anderen van mij, ben ik wel leuk genoeg’, dit zijn allemaal gedachten die een kind met sociale faalangst bezighouden. Vaak durven deze kinderen geen vragen te stellen in de klas of durven ze geen spreekbeurt te houden.
Bij motorische faalangst hebben kinderen last van onderpresteren bij motorische taken. Ze durven niet hun lichaam te gebruiken bij bijvoorbeeld gym of durven niet te tekenen.
Alhoewel er een onderscheid bestaat tussen de drie soorten faalangst, zie je in de praktijk vaak dat kinderen een mengvorm van de drie soorten hebben.
Waar komt faalangst vandaan?
Faalangst kent veel verschillende oorzaken. Faalangst heeft echter vaak te maken met het zelfbeeld van het kind. Kinderen met faalangst hebben vaak een laag zelfbeeld. Ze vinden zichzelf niet goed genoeg en denken dat ze de ‘handeling’ niet kunnen uitvoeren. Juist door het negatieve zelfbeeld presteert het kind slecht. Wanneer het kind positief over zichzelf zal denken, zal het ook beter gaan presteren.
Faalangst heeft dus te maken met de manier van denken. De niet-helpende gedachten kunnen zo in de weg zitten, dat het invloed heeft op het presteren. Het kind is bijvoorbeeld meer bezig met ‘de mislukking’ dan met de leerstof zelf.
Daarbij kan het zijn dat ouders en/of leerkrachten de faalangst in stand houden. Door te hoge eisen te stellen of door ‘verkeerde’ eisen te stellen. Het kan tevens komen door ‘bevestigende’ opmerkingen te maken naar het kind, waardoor het kind denkt ‘zie je wel ik kan dit niet’.
Voor het kind ontstaat er een vorm van ‘tunneldenken’. Alleen de negatieve (niet-helpende) gedachten en gebeurtenissen zal het kind onthouden. De positieve (helpende) gedachten en gebeurtenissen (het succes) zal het toeschrijven aan het toeval.
Tips om faalangst te voorkomen of te verminderen
- Maak duidelijk dat je fouten mag maken.
- Bespreek je eigen fouten met je kind en hoe je er mee bent omgegaan.
- Moedig fouten maken aan (dus wanneer je kind met ‘een fout’ thuiskomt, laat dan weten dat je ook trots bent op je kind en dat je het heel knap vindt dat je kind het toch geprobeerd heeft).
- Geef opbouwende/positieve feedback(!) bij het maken van ‘fouten’. Dit geeft vertrouwen in hoe je kind het de volgende keer anders kan aanpakken. Hierdoor laat je weten dat je kind goed is zoals het is, ongeacht de prestatie.
- Grijp alle momenten aan om positieve opmerkingen te maken, ook al vind je de handeling vanzelfsprekend.
Merk je dat de tips helaas geen effect hebben op je kind? Of heb je naar aanleiding van dit blog nog vragen, neem dan gerust contact op!